We keken over de daken van de stad Over de stad heen Naar de lucht Die boven de stad hing En de vogels die boven de stad vlogen We keken over het leven van de mensen in de stad Er stond een jongetje beneden aan de straat Hij had alles wat hij wilde Alles wat z'n hoofd en zn lijf begeerden En z'n hart stond stil ach z'n hart stond stil Hij kon alle kanten op Maar zijn hart stond stil, stond stil, stil Ergens lag een vrouw onderaan de trap Een leven lang alleen En alles was verkeerd gegaan Niet eens een beetje hoeven overleven, lezen, eten, bidden, beminnen Het had haar niets gedaan En we zagen alleen het dak We zagen alleen de lucht We zagen alleen de fladde, fladde, fladde, fladde, fladde, fladderende vogels op de vlucht En er waren vast mensen mensen en ze liepen met hun ta**en en hun hoofden vol het aardig voor mekaar te hebben Ik stond het aardig voor mekaar te hebben, we waren zorgeloos m'n gang aan het gaan We keken over de daken van de stad Over de stad heen Naar de lucht Die boven de stad hing En de vogels die boven de stad vlogen We keken over het leven van de mensen in de stad Zo over het leven van de mensen in de stad Over het leven van de mensen in de stad Over het overleven van de mensen Pa pa padam Pa pa padam