PROLOOG: Mildheid, Gierigheid
Twee huizen in een Amsterdams straatje: het ene een beetje sjofel, het andere keurig verzorgd
M: Oude en nieuwe Amsterdammers uit alle standen,
en u die boven alle andere deze stad hebt gekozen
- die binnenkort de wolken doorboort met de
kroon
die ze als dank van de keizer heeft gekregen -
verbaas u niet over mijn dure jurk!
Ik ben uw royale medeburgeres Mildheid,
die niet, zoals een vrek, zuinig leeft van haar rijk-
dom
maar vrolijk zichzelf en de armen voedt
uit haar overvloed. Ik verzwijg u niet
waarom ik hierheen ben gekomen:
ik wil dit huis in mijn macht krijgen,
waar mijn doodsvijandin de baas speelt.
Ze bewaakt een pot met goud - die er begraven
ligt -
en dwingt de eigenaar tot een slavenbestaan,
terwijl hij als een rijke patser zou kunnen leven.
Zijn grootvader begroef het geld ooit
onder de haard, zodat niemand het zou pikken.
Zelfs toen zijn dood naderde, zei hij niets
tegen zijn zoon, uit angst alles kwijt te raken.
Zo stierf hij en zijn zoon moest verder
van zijn eigen inkomsten leven,
wat bepaald geen vetpot was.
Eten en kleren kon hij net kopen
en het was armoe troef tot aan zijn dood.
Zijn zoon leeft nu precies zo,
al is dat helemaal niet nodig, want toen hij
de vloer van de oude haard vernieuwde,
vond hij de pot met goud.
Die bewaart hij nu als een echte gek,
Daarom is WARE-NAR een goede naam voor hem.
Hij heeft de schat al een paar keer herbegraven,
Op verschillende plaatsen in het huis;
de vloer verbergt nog steeds de klinkende munten.
Maar zijn dochter KLAARTJE zal er wel weg mee
weten
als ze te voorschijn komen, dat denk ik zeker!
Het meisje is zwanger maar weet niet van wie.
Dat is wel raar, maar u zult het zien,
hoe fabelachtig het ook lijkt.
De jongen komt uit een rijke familie;
ik hoop op een huwelijk van die twee.
Als dat gebeurt, zal men mij meer waarderen
en zal ik in plaats van Gierigheid dit huis besturen.
Alle kansen keren en alles heeft zijn tijd.
Kom te voorschijn, ouwe toverkol met je magere
bek,
die uit hebzucht nog je eigen drollen zou eten!
Jij hebt dit huis lang genoeg in je macht gehad,
reken maar dat je tijd voorbij is!
Gierigheid komt uit het sjofele huis te voorschijn
G: Vaarwel, heerlijk geld, dat ik zo vurig liefheb,
al neem ik bedroefd afscheid van je,
mijn hart kan toch niet van je scheiden!
O..., laat me nog even, voor een laatste kus.
M: Vooruit, je tijd is om!
G: Och, waarom overval je me zo?
Ik val nog flauw als je me zo opjaagt.
M: Je hebt hier lang genoeg armoe gezaaid.
G: Och, laat me de ouwe nog één lesje leren.
M: 't Heeft al veel te lang geduurd. Ik kijk wel uit!
G: Dan roep ik het maar uit de verte naar hem:
Warenar, Wanenar, onthoud mijn devies!
Zorg dat je mij niet vergeet,
nu ze me je huis uit jagen!
Denk aan mij, al moet ik nu overhaast weg!
terzijde, terwijl ze het toneel verlaat
Ik weet het: hij heeft zijn hart zo aan mij verpand
dat hij in zijn liefde gevangen zal blijven,
al moet ik nu noodgedwongen vertrekken.
M: Dit spel krijgt de titel POTTERIJ, met uw welnemen,
hoogeëerd publiek! Plautus heeft het op laten
voeren
voor Romeinse burgers en edelen.
Een huisgod doet daar de proloog,
maar omdat u daarmee niet vertrouwd bent,
gaf de bewerker die rol aan mij, Mildheid.
Plautus liet het verhaal in Athene spelen,
maar zoiets kan net zo goed in Amsterdam gebeu-
ren.
Dus nemen we bekende plaatsen en straatjes.
Vat 't niet persoonlijk op: 't zijn maar dwaze ver-
zinseltjes.