In een bos met blauwe bomen woont kabouter Kiekeboe
Overdag zit hij te dromen, 's nachts doet hij zijn oogjes toe
Lalalalala
Om zijn handjes wollen wantjes, op zijn hoofd een pinnenmuts
Aan zijn neus drie zomersproetjes, in zijn dromen vindt hij rust
Lalalalala
In zijn huisje met vier muren, wit als Vlaamse plattekaas
Zit hij door het raam te turen naar een hertje of een haas
Naar een mus of naar een merel, naar een bosduif of fazant
En in 't najaar naar die kerel met zijn hakbijl in zijn hand
Lalalala
Dan hoort hij de bomen vallen en houdt hij zijn hartje vast
Als de pelsenjagers knallen, kruipt hij beverig in zijn kast
In zijn kast met melk en honing en een grote peperkoek
Zit die kleine, zachte koning dan te huilen in een hoek