Vertel me in welk lokaal je zit. En ik zeg je wie je bent. Vertel me, hoe je je les begint. En ik teken je uit. Een klap in je handen, een blik op de klok. Bijna half negen, je pakt je mok. Een slok lauwe koffie, draai je om naar het bord. Nog even doen alsof je ze niet hoort. Dit is wie je bent. Dit is waar je woont. Dit is wat je eet. Dit is jouw gewoonte. Voel de ogen in je achterhoofd. Een kleine pauze om half elf . Zijn het bruggers die lachen om wat jij niet ziet. Is het 3B of ben je het zelf. Wordt je bang als je denkt aan het nakijkwerk, dat in je postvak op je wacht.
Wordt je bang van het meisje op de voorste rij, dat steeds iets langer naar je lacht. Dit is waar je kauwt. Dit is waar je faalt. Dit is waar je sterft. Dit is waar je straalt. Zie ze komen. Zie ze gaan. Altijd maar schreeuwen. Altijd ruimbaan. Altijd maar achtien als de zon schijnt in mei. Werden ze maar één keer zo oud als jij. Maar net als bij Shakespeare speelt het ware verhaal buiten het zicht van het toneel. Waarop jij staat. Dit is wie je bent. Dit is waar je woont. Dit is wat je eet. Dit is jouw gebrom.